Uit het boek: “Het jaar dat mijn vader stierf”. Leo Fijen. Ten Have, 2007.
Vorig jaar was ik in Gent in een klooster waar Leo Fijen een lezing gaf. Leo is een auteur van diverse spirituele boeken en hij werkt voor de omroep RKK. Hij vertelde van het overlijden van zijn vader en het boek dat hij daarover geschreven had. In het boek staat de briefwisseling die ontstond met Anselm Grun, een bekende monnik. Zij schreven elkaar brieven over sterven, afscheid nemen en zonder ouders verder leven.
Anselm Grun troost hier Leo Fijen door hem te wijzen op de kracht van woorden.
“Wanneer door de dood van een geliefde het dak van ons huis wordt getrokken, moeten we zelf een dak voor anderen worden. Het woord dak komt van: bedekken, beschutten, verhullen. Wanneer de zon steekt verlangen we naar een dak dat ons schaduw geeft. Wanneer wind en regen ons bedreigen hebben we een dak nodig waaronder we veilig kunnen staan en beschut zijn voor de regen. Hoe kunnen we een dak worden voor anderen?
Een woord kan een huis worden, waarin anderen zich thuis voelen.
Woorden kunnen ons verpletteren, verwonden en overvragen. Woorden kunnen echter ook oprichten en bemoedigen. Woorden kunnen tot een huis worden waarin we wonen. Alleen woorden die niet oordelen, kunnen een huis worden waarin mensen zich thuis voelen, waarin ze mogen zijn wie ze zijn.
Door de rouw heen ontdekken we nieuwe mogelijkheden die klaarliggen in onze ziel. Wie de rouw aangaat ontdekt in zichzelf het potentieel dat God hem geschonken heeft. Misschien is deze rouwperiode de tijd om stil te staan bij de woorden die je tot nu toe gesproken hebt en naar nieuwe woorden te zoeken die nu beter bij je passen.
Woorden die geboren worden vanuit de rouw worden dan een huis waarin anderen een thuis kunnen vinden. In het huis van het woord waaraan je gedurende de rouw bouwt, zullen rouwenden zich thuis voelen. Zij zullen ervaren dat ze in deze woorden kunnen wonen, dat ze zich begrepen voelen, dat ze niet beoordeeld worden, maar eenvoudigweg mogen zijn.
Maar niet alleen rouwenden zullen zich thuis voelen. Mensen die zich eenzaam voelen, mensen die in zichzelf leegte ervaren, die vertwijfeld zijn, zonder hoop, zonder oriëntatie, vastgelopen, ontevreden met de vele woorden die ze dagelijks horen, al deze mensen verlangen naar het huis van het woord dat hun leven schenkt.
Misschien kunnen we door de rouw heen, woorden vinden die ons voeden en uiteindelijk tot een dak worden waaronder anderen een toevlucht vinden en zich begrepen voelen.”
Deze woorden hebben mij erg geraakt. Ik merkte dat ik door de rouw zocht naar een huis om in te wonen. Mijn thuis was zo veranderd. De geborgenheid die ik zo miste, vond ik dieper. Mij hielp het om andere, diepere manieren te zoeken van wonen. Woorden van mensen waren voor mij als een huis om in te wonen. In donkere tijden waren dat vooral de woorden van de psalmen. Woorden die ik iedere dag las en waar ik herkenning in vond en troost. Overal waar ik ga neem ik mijn huis mee. Ik probeer ook voor anderen woorden te spreken die als een huis zijn om in te wonen. Een huis waar geborgenheid is en geen veroordeling. Waar liefde is en levensmoed wordt terug gevonden.