Ze begroeten elkaar met een kus. Broer en zus. Aan deze avond is veel voorafgegaan. Voor hem een jaar van contextuele gesprekken. Van schrijfopdrachten, die hij met horten en stoten heeft uitgevoerd. Vroeger gingen ze goed met elkaar om, speelden met elkaar, hadden goed contact. Natuurlijk, zij werden goed verzorgd en er is veel om dankbaar voor te zijn, maar hun gezin was niet echt veilig te noemen. Van de geldende normen en waarden kon beslist niet worden afgeweken. Het geloof stond zo dwingend centraal dat ontsnappen, op wat voor manier dan ook, onmogelijk was. Bij elkaar konden ze wel terecht. Zij vertelde hem verhaaltjes, leerde hem versjes zingen en ging met hem op pad.
Later ontwikkelde zij overlevingsdrang, ontvluchtte de verstikkende omgeving, ging er tussenuit om een zelfgekozen leven te leiden. Maakte andere, ja echt heel andere keuzes dan door de familie gewenst. Hij kreeg een vrouw, twee kinderen en een drukke baan. Langzamerhand ontstond verwijdering tussen broer en zus. Onbegrip voor elkaars keuzes en levenswijze.
De pijnpunten ontstonden vanzelf kan ik het helpen ging dikwijls door hem heen. Kan ik het helpen dat ik de oudste en enige zoon ben? Dat er zoveel verwachtingen op mij werden gelegd, alsof ik iets goed moest maken? Kan ik het helpen dat ik wel een partner en kinderen heb en jij niet? Dat jij zo vaak ziek bent? Het is nooit genoeg, ik kan nooit aan ieders verwachtingen voldoen. Ik heb zo mijn best gedaan en het is nooit genoeg.
Hij had haar altijd geholpen met praktische zaken, maar ging zich afschermen voor haar emoties, haar behoeften. Bouwde een muur op van onverschilligheid en oppervlakkigheid. Trok zich terug in zwijgzaamheid, maakte zich onaantastbaar.
Haar pijnpunt werd mij wordt niets gegund. Wanneer word ik eens gehoord? Waar mag ik nu eens zijn wie ik ben? Wie houdt onvoorwaardelijk van mij?
Zij kreeg een goede baan, klom omhoog, was ambitieus en liet zien wat zij waard was. Toen zij door lichamelijke gebreken, een mislukte operatie en een forse burn-out genoodzaakt was om met haar werk te stoppen, zag haar leven er anders uit dan zij zich ooit had voorgesteld. Met al haar krachten en op alle mogelijke manieren werkte zij aan zichzelf. Kreeg het voor elkaar om mooie contacten op te bouwen en tevreden te zijn met zichzelf en haar leven. Zij was er trots op dat zij dit had bereikt!
Helaas kon zij niet voorkomen dat alle pijn en gemis en alle eenzaamheid zich samenbalden en eruit kwam op een ontzettend verkeerd moment en op een ontzettend verkeerde manier, in het bijzijn van de broer, waarmee zij de hartsverbinding al zo lang miste. Hun pijnpunten knalden met een oorverdovende klap op elkaar en dit raakte hem op zo’n manier dat hij er kapot van was. Klaar. Hij was er klaar mee, een deel van hem wilde het contact het liefst verbreken, een ander deel besefte ook wel dat dit gewoon niet kon. Dat hij dit eigenlijk helemaal niet wilde, maar gewoon geen uitweg zag.
Langzamerhand zette hij stappen om naar deze avond toe te werken. Vergeven zonder verzoening was geen optie, ze zouden elkaar regelmatig treffen en als hij zichzelf serieus moest nemen, zou hij uit moeten komen voor zijn gekwetstheid en had hij het nodig dat zij haar spijt zou betuigen.
De briefwisseling die volgde met zijn zus leidde ertoe dat zij zelf contact opnam met zijn therapeut voor een voorbereidend gesprek, waarna zij toestemde om met haar broer het gesprek aan te gaan.
Ze zijn er allebei. Dit is het moment dat naar de pijn en gekwetstheid geluisterd kan worden. De therapeut zorgt voor veiligheid, ziet hen beide. Zij luistert, erkent en maakt de vertaalslag van de uiterlijke, zichtbare afwerende emoties, naar de pijn van de verwijdering en het verlangen naar verbondenheid. Zij mag daarna getuige zijn van de voorzichtige verzoening tussen een broer en een zus. Een aarzelende, ontroerende omhelzing. Zeker, het is een begin, maar het is absoluut hoopvol.
Met heel veel respect en bewondering laat de therapeut hen uit en sluit zachtjes de voordeur.