Zojuist heb ik het boek Licht in de duisternis van Heino Falcke gelezen. Falcke, een Duitse hoogleraar astrofysica, was de eerste astronoom die een zwart gat fotografeerde. Hij vertelt hoe zijn fascinatie voor het heelal al als jongetje begon. Hoe het zich verder ontwikkelde en uiteindelijk mede door zijn enthousiasme en gedrevenheid leidde tot de wereldberoemde foto van het zwarte gat in april 2019.
Ik houd ervan om persoonlijke verhalen te lezen en meegenomen te worden in iemands levensloop. Hoewel het onderwerp ver boven mijn pet gaat, wilde ik ontdekken hoe het diepgaande onderzoek naar zwarte gaten in het heelal voor een gelovige wetenschapper zou zijn.
Master of the universe
Mijn gedachten gaan terug naar mijn man Jan. Toen hij een jaar of 55 was, kocht hij de zogenaamde Jongerenbijbel. Hij maakte daarvoor een unieke omslag. Een foto met planeten en sterren en daarop geschreven: 50+ Bijbel. JHWH (God) the real master of the universe.
Een nogal opmerkelijke kaft waarover hij veel vragen kreeg. Al langere tijd kreeg hij iedere dag automatisch een foto uit het heelal op zijn computer. Hij zat soms in tranen voor zo’n foto en was een soort verliefd op de ruimte. Hij bewaarde de speciale maankrant – de kleureneditie uit 1969 – met alles rondom de eerste mensen op de maan. ‘De kinderen moeten die krant later ook zien, als bewijs dat het ook echt gebeurd is’.
Op zondagavond na het eten legde hij de kinderen alles uit over de aarde, de keerkringen, de maan, de ruimte en de planeten. Er werd geknipt en geplakt en gekleurd.
Onze oudste zoon ontwierp later de bijzondere ruimte-rouwkaart voor zijn vader. Hij tekende de droom die Jan had gehad.
Jaren nadat hij overleden was, begon onze dochter te werken als wetenschapsjournalist en specialiseerde zij zich steeds meer op het gebied van de (radio)astronomie. Ze werkte een aantal jaar samen met haar man in Amerika en heeft sinds vorig jaar een baan bij ESA Noordwijk. Dat zij trouwde met iemand die promoveerde in astrochemie en astrofysica maakt dat mijn gedachten veel naar Jan gaan en ik zeker weet hoe trots en geïnteresseerd hij zou zijn. Ik vraag me af hoe zijn ontwikkeling verder zou zijn gegaan op dit gebied. Hoe hij nu vanuit zijn geloof naar die wetenschap zou kijken.
De oerknal en de vlinder
Na de uitleg in het boek over de oerknal, een zeer indrukwekkend verhaal dat niet te bevatten is, gaan mijn gedachten onmiddellijk naar het waarom en waartoe. Zo lang ik me kan herinneren, houdt dit me bezig. Ik krijg de kleuren van een vlinder en de ongelooflijke schoonheid en geur van duizenden verschillende rozen daar niet mee verklaard. Wie heeft dat bedacht? Ook liefde, verwondering, de behoefte aan veiligheid, vertrouwen en rechtvaardigheid. Waar komt dat vandaan? Voor mij kan dat niet vanuit een iets maar alleen vanuit een iemand. Gaandeweg in het boek lees ik in het laatste hoofdstuk dat Falcke daar ook zo over denkt.
Hij schrijft: ‘naar het waarvandaan, waarheen en waarom vragen is zoiets als een instinct van onze menselijke ziel, dat ons een leven lang blijft bezighouden en ons tot zoeken noopt. Religie, filosofie en wetenschap spelen bij deze zoektocht elk hun eigen rol. Het wordt lastig wanneer slechts één enkele discipline een exclusieve aanspraak maakt op de duiding van de wereld. ‘
Ruimtetelescoop
Wanneer het onvoorstelbare en onmeetbare steeds meer namen krijgt en wetenschappelijk in kaart gebracht wordt, lijken we als mensheid dichter bij de oorsprong te kunnen komen. Ik ben diep onder de indruk van alles wat mogelijk is met de telescopen. Mijn dochter die eerder in Chili de grootse telescopen bezocht, appte me laatst: ‘de ruimtetelescoop waarover ik nu schrijf, en die later dit jaar gelanceerd wordt, kan het eerste licht uit het heelal zien dat 13.5 miljard jaar geleden is ontstaan. Het heelal is 13,8 miljard jaar oud, dus we komen steeds dichter bij het begin van alles.”
De foto’s gemaakt door de Hubble Space Telescope in 1995, samengevoegd tot één opname, Hubble Deep Field, is slechts een piepkleine uitsnede van het heelal.
Alle kleine lichtvlekjes op die foto vormen sterrenstelsels. Je spreekt dan over honderden miljarden sterren. Wie kan zich dat voorstellen?
De grote vragen
Volgens Falcke loopt de natuurkunde in deze ontwikkeling helemaal voorop: ‘natuurkunde en astrofysica schenken ons niet slechts de schoonheid van het universum maar nemen ons ook mee naar de echt grote vragen van het leven. We turen in de afgrond van zwarte gaten. Begin en einde van de tijd zijn opeens in beeld te brengen. De wereld maakt zich op voor de laatste slag om de grote vragen van natuurkunde en leven te ontsluieren.’
Falcke, naar mijn mening, een zeer gedreven, nieuwsgierige maar bescheiden wetenschapper, pleit voor nederig zoeken naar onopgeloste vragen. Voor hem gaan geloof en wetenschap hand in hand. Hij voelt zich daarin verbonden met diepgelovige hoofdrolspelers in de wereldgeschiedenis, zoals Nicolaas Copernicus, Johannes Kepler en Max Planck.
Geloof en wetenschap
Hij schrijft: ‘Godsbeschrijvingen zijn in de loop van vele generaties ontstaan uit vreugdevolle ervaringen, uit lijdensverhalen, vragen, verlangens en hoop van mensen in de omgang met deze wereld. Dit alles beschrijft een geleefde werkelijkheid en is niet geschreven in de taal van de wiskunde, maar in de taal van ervaring, poëzie, dromen, vooruitziendheid en wijsheid. Op vragen als ‘Ben ik geliefd?’ of ‘Wat ben ik waard?’ biedt de wetenschap mij geen antwoord, daarom blijft die zoektocht naar God in mijn ogen hoogst actueel en hoogst belangrijk. Wat ik denk over het begin bepaalt immers ook hoe ik het heden zie en de toekomst.’
Nederig en nieuwsgierig
Heino Falcke heeft mij meegenomen op een grotendeels voor mij te hoog gegrepen uiteenzetting. Ik werd gegrepen door de enorme ontdekkingen die zijn gedaan, de onvoorstelbare grootsheid van het heelal en de herkenning van de zoektocht – niet alleen naar het hoe en wanneer – maar voor mij vooral naar het waarom en waartoe. En zo is dit zeer interessante boek, inderdaad zoals de kaft vermeldt, een pleidooi voor nederigheid en nieuwsgierigheid.
rouwkaart Jan Nijman